uit: Volkskrant, door Mirjam van der Linden
18 juni 2013
Vanavond op het Holland Festival de Nederlandse première van Shirokuro van choreograaf Nicole Beutler. Ze legt hoe muziek, dans en licht in de voorstelling versmelten.
'Mijn liefde voor de piano gaat zo ver dat ik stiekem altijd een man heb gewild die piano speelt.' Nicole Beutler (44), choreograaf, flapt het eruit en heeft meteen spijt. 'Te persoonlijk.' Wat ze maar wil zeggen: de piano is het mooiste instrument dat er bestaat. 'Als kind luisterde ik uren naar mijn grootmoeder. Als die niet aan het schaatsen was, zat ze achter het klavier. Toch is de pianomuziek die ik nu voor Shirokuro gebruik geen typische pianomuziek: van het typisch melodische van het instrument is weinig meer over. De pianiste slaat op zijn botten, de piano schreeuwt.'
Die pianiste is Tomoko Mukaiyama. Samen met danser Mitchell-lee van Rooij (ex-Scapino Ballet) geeft ze vanavond in het Holland Festival vorm aan de modernistische Pianosonates 5 en 6 van de Russische Galina Ustvolskaya (1919-2006). En dat gaat er fysiek aan toe. Mukaiyama hamert zo hard, vaak met hele vuisten of onderarmen, dat ze geregeld een stukje van haar kruk omhoog schiet, haar lange zwarte haardos (een pruik van paardenhaar en echt haar) heen en weer vliegend als woeste manen. Bij Van Rooij stulpen de klanken zich door zijn lichaam een weg naar buiten.
Beutler noemt Shirokuro een 'dansconcert' en voegt daarmee weer een kleur toe aan haar heterogene oeuvre. Beutler, die in haar geboorteland Duitsland beeldende kunst en literatuur studeerde voordat ze in Amsterdam naar de School voor Nieuwe Dansontwikkeling ging, is lastig te typeren. De vorm waarin ze haar fascinaties giet, verschilt van keer tot keer. Ze springt van klassieke ballerina's naar een zingende danseres naar een dialoog tussen mensen en poppen. Van een dansfilm over oudere linedancers die een flashmob doen, naar een project met jonge dansstudenten over stijldansen, volgende maand in Julidans. Voor Beutler is het niet meer dan logisch: 'Ik houd van dingen die ik nog niet zo goed ken, vandaar dat ik altijd zoek naar nieuwe vormen en een andere logica.'
Toch zijn er ook constanten in de ruim vijftien jaar dat Beutler nu professioneel actief is. In de Nederlandse dans valt ze op door haar hergebruik van materiaal. 'Waar het genereren van nieuwe bewegingen, voortkomend uit het lichaam van die ene danser, meestal het uitgangspunt is voor choreografen, kijk ik graag naar wat al bestaat. Daarvan pak ik de essentie en die beweging of dat gevoel ga ik herhalen, intensiveren, scratchen. In de hedendaagse dans draait het altijd om nieuw nieuw nieuw. Maar nieuw is een illusie.'
Beutler maakte de afgelopen jaren producties die vergaand (en meestal zeer eigenzinnig) waren geïnspireerd op klassiek ballet (Les Sylphides, 2008), de barokopera (Lost is my quiet forever, 2008), heldinnen uit de toneelliteratuur (1: Songs, 2009), het minimalisme (2: Dialogue with Lucinda, 2010), de romantiek (3: The garden, 2011) of bijvoorbeeld de Griekse tragedie (Antigone, 2012). 'Ik houd nu eenmaal van geschiedenis', zegt ze. 'En van klassieke talen. Mijn moeder was boekhandelaar, mijn vader docent Grieks en Latijn. Het is leuk om de wortels van iets te doorgronden. Als het niet zo'n gepriegel met wattenstokjes zou zijn geweest, was ik misschien wel archeoloog geworden.'
De pianosonates van Ustvolskaya - uit 1985 en 1986 - passen Beutler goed. Het fysieke karakter ervan maakte ze letterlijk fysiek door de pianiste beweeglijk en met blote rug te laten spelen en haar te confronteren met een danser. Een danser die 'niet op, maar in de muziek' danst en zo de compositie in beweging zichtbaar maakt. De sonates hebben een dubbelheid die Beutler herkent: 'Er zit enorm veel passie en verlangen in. Ondraaglijk, zeker als je weet wat voor geïsoleerde vrouw Ustvolskaya was. Tegelijkertijd is het ook een uiterst gecalculeerd werk. Een spiegelcompositie, alles precies op de noot. Minimalistisch, streng, met veel herhalingen, gedram. Expressionistisch en kaal tegelijk dus. Daarom is Tomoko's spel ook punk én elegant.'
Vanwege haar analytische aanpak en Duitse gründlichkeit is Beutler wel 'de kunstenaar van de rede en de ontleding' genoemd. Een compliment? 'Ik weet het niet. Wel weet ik dat ik laveer tussen het Apollinische en het Dionysische, tussen doordachte articulatie en emotie, intuïtie.'
Waar een choreograaf als Krisztina de Châtel beheersing nodig heeft omdat haar impulsieve kant anders met haar aan de haal gaat, heeft Beutler beheersing nodig om haar impulsieve kant juist te bereiken. 'Binnen een strenge ordening komen chaos en complexiteit vanzelf. Helder communiceren vind ik een vereiste, maar daarbij is er in mijn voorstellingen zeker ook plaats voor rock, donder en vette schmink.'
De letterlijke vertaling uit het Japans van Shirokuro is wit-zwart. Beutler heeft de voorstelling zo genoemd, en ook in die kleuren vormgegeven, omdat er in de muziek nauwelijks grijstonen zitten. 'Ustvolskaya laat de piano brullen. Na een tijdje komt er weliswaar een zachter deel - een beetje verlossing, schoonheid, hoop - maar al snel slaat ze dat weer kapot. Ik heb me afgevraagd: is het zwart wel zo afgrijselijk, of het heeft het ook iets omhullends? Is het wit niet juist leeg, doods?'
Dan, lachend en een tikje beschaamd: 'Ik ben altijd een idealist geweest, heb een licht activistische kant. Kom op mensen, jullie kunnen het! Ik herinner anderen graag aan hun kracht. En krachtig is deze muziek zeker.'