Een ontspannen blik op een roemrucht en verplichtend verleden.

uit: Cultureel Persbureau, door Fransien van der Putt
13 december 2014

5: ECHO is een curieuze voorstelling. Alle aandacht gaat uit naar twee fameuze pioniers van de Nederlandse dans in de jaren 60 en 70: Ellen Edinoff en Bianca van Dillen. Toch laat Echo vooral zien hoe onmogelijk (en misschien ook wel onwenselijk) het is om vergane glorie te willen doen herleven. Danseres Kelly Hirina wordt nooit Ellen Edinoff. Het ensemble van dansers dat met Beutler aan de herwerking van Vermiljoen werkte, straalt nergens de artistieke en feministische strijdbaarheid uit die zo typerend was voor de dames-danscollectieven van de jaren 70. Echo is eigenlijk afstandelijk en verstild. Het artistieke, existentiële en emancipatoire drama van de eerste decennia van de Nederlandse dans heeft plaats gemaakt voor een ontspannen samenzijn en het stellen van open vragen. Een echte echo anno 2014.

Nicole Beutler recycelde eerder reeds heel overtuigend bestaand dansrepertoire tot nieuwe voorstellingen. In Les Sylphides (Fokine) uit 2007 en 2: Dialogue with Lucinda (Lucinda Childs) uit 2010 werden het moderne ballet en het Amerikaanse minimalisme onder de loep genomen. De voorstellingen blinken uit door eenvoud en consequentie. In tegenstelling tot vorige generaties choreografen hoeft Beutler niet perse origneel te zijn qua bewegingsmateriaal of -methode. In plaats daarvan vraagt zij zich in deze voorstellingen af wat voor een hedendaags kunstenaar het belang is van erfgoed en traditie. Deze zoektocht naar artistieke reflectie en het heractiveren van al te snel in vergetelheid rakende danspraktijken, kritisch heruitvinden in plaats van getrouw heropvoeren, is een ware trend geworden in de dans. Met zeer uiteenlopende projecten tot gevolg, zie bijvoorbeeld Andrea Božić, Fabian Barba, Martin Nachbar of ICKamsterdam. Maar ook in de samenwerkingen die Beutler aangaat, zoals met Ulrique Quade (Antigone, Sophokles) of Tomoko Mukaiyama (Pianosonates 5 en 6, Galina Oestvolskaja, zie bespreking), is bestaand repertoire uitgangspunt. Zo wordt de dans voorzichtig opengebroken in alle richtingen. Kritische reflectie en interdisciplinaire samenwerking verleggen de aandacht van het puur esthetisch-technisch gevormde lichaam naar de artistieke of sociale context waarbinnen het wordt opgevoerd. Of beter nog: de aandacht gaat naar wat individuele lichamen toch al met zich meedragen, qua traditie en vorming, van binnen of buiten de dans. 5:Echo is daarom zo interessant omdat het zich specifiek met ijkpunten binnen de Nederlandse danstraditie bezighoudt. De Nederlandse dans, die zich decennia lang krampachtig beriep op haar autonomie (Hans van Manen: “dans drukt dans uit en verder niets”) en sinds haar begindagen een heftig verzet cultiveerde tegen reflectie, kritiek en dramaturgie, is er eindelijk aan toe.

Haast achteloos opent Kelly Hirina de voorstelling met een spetterende monoloog. Haar repetitieve tekst is opgebouwd uit nogal cryptische, want uit hun verband getrokken, citaten uit recensies en een interview met Koert Stuyf en Ellen Edinoff door Bibeb van destijds. Het heeft iets brutaals. De vrouw die niet alleen vanwege haar geweldige optreden, maar ook vanwege haar terugetrokkenheid, bij leven al een legende was, van wie niet één behoorlijk kunstenaarsportret online te vinden is, krijgt in 5: ECHO teksten van anderen in de mond gelegd. De woorden en zinnen – aanduidingen van materialen, gedachten over vergankelijkheid en presentie, een onvergetelijk voorstellingsmoment – veroorzaken een poëtische explosie. Vergeefs probeer je als toeschouwer de woorden met het overgeleverde beeld van Edinoff te verbinden. De fragmentatie van de tekst benadrukt vooral de onmogelijkheid om uit miniscule brokstukjes nog een samenhangend beeld te construeren. Met iedere herhaling van de woorden brokkelt het mythische beeld verder af. Hirina poogt ook nooit haar fameuze voorgangster werkelijk te belichamen. Haar bewegingen zijn gestes gecopieerd van foto’s. Net als de woorden blijven ze los zand. Postkaarten in het verleden verstuurd, heden ontvangen maar zonder enig benul van wat de afzender bewoog. Vanachter de microfoon, stralend, naakt, hooggehakt en met een exotische Folies Bergères-achtige hoofdtooi in de hand, blijft zij een gekostumeerde bemiddelaar, een verteller van andermans onnavolgbare verhaal.

Het vergankelijke van de dans wordt in het eerste deel van 5: ECHO zo pijnlijk consequent naar voren gebracht. Maar de vraag: ‘Wat was er nu toch zo belangwekkend en essentieel aan het werk van Ellen Edinoff?’ blijft ook onbeantwoord. Als Hirina over het met prachtig koel en onaanraakbaar blauw en zilvergrijs belichtte toneel nog enkele frasen danst, is het onmogelijk je voor te stellen dat dit iets te maken heeft met de ooit zo specifieke sensibiliteit, de bijzondere impact van bepaalde artistieke voorstellen of een provocerende lichamelijkheid in een voor de Nederlandse dans zo belangrijk tijdsgewricht. Hirina eindigt de solo als exotische vogel, die door hulpjes in oriëntaals kostuum van het toneel wordt gehaald. Dit doet eerder denken aan het einde van Martha Graham, bij wie Edinoff danste voordat ze met Koert Stuyf naar Nederland kwam. Elke herinnering aan het baanbrekende werk van dit koppel wordt zo van het podium verdrongen. Van een heruitvinding is geen sprake. De onmogelijheid iets te doen herleven wordt als een voldongen feit bevestigd.

In het tweede deel van de voorstelling weerklinkt een hele andere verhouding tot het verleden. Van Edinoff zijn geen bewegende beelden bewaard gebleven en het archief van Stuyf en Edinoff is ontoegankelijk of zelfs verloren gegaan. Bianca van Dillen daarentegen heeft al haar materiaal ter beschikking gesteld en stond de productie van Echo met raad en daad bij. Ook in artistieke zin lijkt Beutler een betere verhouding te hebben tot het werk van Van Dillen. Het is geometrisch, ritmisch en met een symbolische ondertoon die nergens explicitiet wordt. Het tweede deel van 5: ECHO opent opnieuw losjes, maar nu ontstaat er weldegelijk een choreografisch opgebouwd spanningsveld. Dat lopen niet gewoon lopen is op een toneel, dat een ruimte doorkruisen consequenties heeft, dat het samen bewegen een bepaalde dynamiek veroorzaakt en een wankel evenwicht behoeft, waardoor niet alleen concentratie, maar ook het nemen van risico een doorslaggevende rol speelt. Minimale veranderingen worden op deze manier spannende gebeurtenissen.

Ook belangrijk in het tweede deel van 5: ECHO is de inzet van video-beelden van het oorspronkelijke werk. Wanneer de voorstelling al een tijdje aan de gang is, verschijnen de oude opnames, ooit door een technicus van bovenaf gefilmd, op de achterwand. De choreografie op de video loopt voor op wat de dansers op het podium doen. Tegelijkertijd is er niet sprake van een letterlijke heropvoering. Door deze drie-dubbele verschuiving – toen en nu, hier en daar in de choreografie, en dit wel en dat niet overnemen – openen zich op een speelse manier allerlei perspectieven op het oude en het nieuwe werk. Het drama van de reconstructie, van de juiste manier van uitvoeren is overwonnen. Het oude werk was wat het was, het nieuwe werk benadert de ooit voorgestelde materie op een eigen manier. Behalve het doorbreken van het taboe om bestaand werk op een nieuwe manier toe te eigenen (in het theater is het heel gebruikelijk om als regisseur of acteurs-ensemble zelf te bepalen hoe je repertoire opnieuw uitvoert), is het tweede deel van 5: ECHO ook interessant vanwege een totale verschuiving van de esthetiek. Hoewel Beutler met graagte structuren en vormen overneemt, geeft ze het ensemble een veel lichtere toon mee. Niet alleen in de fleurige kostuums, maar vooral ook in de toon van de onderlinge verhoudingen is geen spoor van de nadrukkelijke controle en totale overgave te bespeuren, die het danswerk van Van Dillen’s generatie vaak tekende.

In veel opzichten doet 5: ECHO wat 2: DIALOGUE WITH LUCINDA en Les Sylphides ook doen: een ontspannen blik op een roemrucht en verplichtend verleden. Door niet toe te geven aan de druk, maar deze open te breken met heldere vragen over vorm en constructie, is Beutler in staat haar eigen ideeën en betekenissen toe te voegen. Vaak betekent dat dat ze de draak steekt met de verplichtingen, maar ook dat zij een zeker eerherstel enscèneert voor die aspecten die wel tot haar verbeelding spreken. In 5: ECHO is dat duidelijk de ontspannen intensiteit van het ensemble.

Misschien dat Beutler eerdaags ook het risico wil nemen haar vingers te branden aan een meer speculatieve interpretatie van het werk van Edinoff. Juist in het werk van Nederlandse choreografen die door haar beïnvloed zijn, zoals Truus Bronkhorst en notabene Bianca van Dillen, lijkt een schat aan materiaal voorhanden om de Nederlandse ‘Graham-lijn’ opnieuw kritisch te bezien. De cirkels waarin de tijd dingen doet terugkeren, steeds opnieuw en altijd anders, het gegeven dat artistiek materiaal neerslaat in beddingen her en der, of dit nu lichamen zijn, een choreografie of godbetere een artistieke canon, is een prachtig gegeven, waarover ook gespeculeerd mag worden, juist in het theater.